Nog steeds ben ik bezig om in vogelvlucht een eerste oriëntatie van onze reis in Namibië en Botswana te beschrijven. Dat betekent dat ik probeer voor de lezer en voor mijzelf iets van de sfeer van die landen over te brengen. Ik stel me zo voor dat het rijden in Namibië een bijzondere ervaring is. Verlaten wegen met af en toe een stofwolk die een tegenligger aankondigt. Even een lichtsein, een opgestoken hand en voorbij is hij. Al snel zal ook de stofwolk in de achteruitkijkspiegel neergedaald zijn en hebben we het rijk weer alleen. Het lijkt wel wat saai, dat landschap met veel zand, stenen en hier en daar wat struikgewas, maar het is wel de oudste woestijn op aarde: de Namib. En dan de kleuren. Overweldigend, zo staat er in de reisboekjes. De wegen schijnen er overigens prima te zijn vandaar ook dat we niet perse een 4-wheel drive nodig hebben. Alleen als je in het noorden de nog niet zo bekende routes zou nemen is het wel handig wat extra power te hebben. Toch is slechts 11% van de wegen geasfalteerd en bestaat de rest uit goede gravel- of zoutwegen. Onderweg moet je wel op je hoede zijn: er zijn kennelijk nogal eens onverwachte bochten (kan het me niet voorstellen) en af en toe kan er ook wel wildlife voor je bumper opdoemen!
Maar zo'n vaart zal het niet lopen. Je moet ook zorgen uiterlijk om 4 uur op je plaats van bestemming te zijn in verband met het invallen van de duisternis. Aangeraden wordt ook om altijd voldoende benzine in je tank te hebben. Er zijn kennelijk ook erg weinig leuke restaurantjes onderweg om even wat te drinken. Ik moet ook in de gaten houden of er een krik bij de huurauto wordt meegeleverd. Gelukkig heb ik wel eens een band verwisseld, maar toch hoop ik dat dat niet nodig zal zijn. Een ander advies is ter plaatse twee jerrycans te kopen, een voor benzine en een voor water. Van een vriend krijg ik de tip om de cans duidelijk te markeren. Dat voorkomt ernstige problemen.